
Graag zou ik haar onverhoeds langs achteren aanvallen met een kunstig vervaardigd slagwapen, een prachtig glimmend zwaard. Ik zou haar schedel splijten met één, krachtige sierlijke houw. Dan zou ik baden in haar bloed, haar nog nagonzende brein als een vlezige spons over mijn lijf laten varen. Haar armen en benen zou ik willen afhakken, haar ontweien en me in haar darmen rollen, terwijl ik haar lever en hart zou opvreten. En als ik daarbij tot overgeven zou komen, zou ik mijn braaksel opscheppen met een uitgehold stuk van haar schedel en het terug naar binnen zwelgen. Ik zou de laatste lucht uit haar longen zuigen, me als een hongerige jakhals op haar gehavende torso werpen en me vastbijten in haar beenderen, haar mooie, witte beenderen.
En dan zou ze van mij zijn, echt van mij, en hoe gelukkig zouden we zijn!
En dan zou ze van mij zijn, echt van mij, en hoe gelukkig zouden we zijn!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten